Heb jij rugklachten? Misschien komt dat wel door één van deze punten.
De rug
De basis van de rug wordt gevormd door de wervelkolom, bestaande uit zeven nekwervels, twaalf borstwervels en vijf lendewervels. Binnen de wervelkolom ligt (goed beschermd) het ruggemerg, waarvandaan de zenuwen uittreden. De aansturing van het ruggemerg vindt plaats vanuit de hersenen. Via elektrische prikkels die door de zenuwen lopen, zijn wij in staat bewust of onbewust de organen en het bewegingsapparaat te besturen en optimaal te laten functioneren.
De wervellichamen staan met elkaar in verbinding via de uitsteeksels aan de zijkant van de wervels. Deze intergewrichten staan afhankelijk van hun plaats in de wervelkolom in horizontale of meer verticale richting, zodat de wervels ten opzichte van elkaar kunnen knikken of draaien.
Tussen de wervels in bevinden zich tussenwervelschijven, die voor schokopvang kunnen dienen bij de dagelijkse activiteiten. De gel-achtige substantie van de tussenwervelschijf verdroogt enigszins bij het ouder worden, waardoor uiteindelijk de lichaamslengte afneemt. Tevens vermindert de afgenomen afstand tussen de wervellichamen de beweeglijkheid ten opzichte van elkaar, waardoor de rug stijver wordt.
Oorzaken van rugklachten
Bij rugklachten is meestal geen sprake van een verstoring van de zenuwgeleiding, behalve bij een (rug)hernia. De meeste rugklachten hebben meer een relatie met houdingsproblemen en daarmee gepaard gaande spierpijnen. Zij worden vaak veroorzaakt door verstijving van de spieren rondom de wervellichamen (wervels) en uiten zich in pijn, vooral bij beweging, stijfheid en fixatie van de rug door spierverkramping (bedoeld om de pijnlijke bewegingen van de rug te voorkomen).
Goede functie en houding van de rug
De stabiliteit van de rug wordt bepaald door de sterke banden en kapsels die rond de wervellichamen liggen en zich vaak van de nek tot het heiligbeen uitstrekken. De rugspieren èn de buikspieren spelen eveneens een belangrijke rol in het onderhouden van een stabiele wervelkolom en een goede functie en houding.
In onze welvaartsmaatschappij wordt veel gezeten, en daarom zien wij heel vaak dat de houding en spierfuncties verwaarloosd worden, zodat de rug uiteindelijk chronische klachten veroorzaakt. Met name zitten is een grote belasting van het onderste deel van de wervelkolom. Het is dus van groot belang de houding niet te verwaarlozen en regelmatig oefeningen te doen om de spieren rond de wervelkolom soepel en sterk te houden. Het is echter voor de meeste mensen een grote opgave om dagelijks preventieve oefeningen te doen!
De wervelkolom heeft een aantal welvingen die de schokopvang en de balans van de rug en de rest van het lichaam verbeteren. Een welving naar de buikzijde noemt men een lordose en een welving naar achteren heet een kyfose. Bij een normale houding zal de wervelkolom een lordose van de nekwervels en van de lendewervels tonen en een kyfose van de borstwervels. Soms zijn deze welvingen sterker, zoals bij de holle rug op het niveau van de lendewervels en de ronde rug bij een versterkte kromming van de borstwervels.
Bij een zijdelingse kromming van de wervelkolom spreekt men van een scoliose. Deze slingervormige afwijking komt voort uit een groeistoornis van de wervelkolom of wordt veroorzaakt door een balansverstoring van het lichaam, zoals bij een beenlengteverschil. Het zal duidelijk zijn dat zo’n balansverstoring extra spanning vraagt van de spieren rond de wervelkolom. Pijnklachten, spierstijfheid en vermoeidheid zijn dan ook te verwachten.
Blokkades in bewegingen van de wervelkolom kunnen worden bestreden door houdingscorrecties en oefeningen om de functie van de omgevende spieren te verbeteren. Zonodig moet gecorrigeerd worden door bijvoorbeeld een beenlengteverschil teniet te doen. Cesar- en Mensendieck-therapeuten zijn bij uitstek deskundigen op dit gebied.
Beenlengteverschil als bron van rugklachten
Er worden twee soorten beenlengteverschil onderscheiden.
Bij een anatomisch of structureel beenlengteverschil is er een verschil in botlengte tussen de twee benen. Zo’n verschil ontstaat meestal doordat het ene been harder of juist minder snel gegroeid is dan het andere. Dit kan worden veroorzaakt door een botbreuk in het boven- of onderbeen in de groeifase tijdens de jeugd. Een verbrijzeld been veroorzaakt ook een beenverkorting. De botveranderingen zijn vaak niet meer volledig te corrigeren.
De tweede vorm van beenlengteverschil is het functionele kortere of langere been. Afwijkingen in de functie van het bekken, zoals bij gewrichtsfixaties en daardoor standafwijkingen bij de SI-gewrichten kunnen leiden tot een ogenschijnlijk verkort been.
Deskundigen moeten in staat zijn uit de stand van het bekken en de beweeglijkheid van genoemde SI-gewrichten de oorzaak van deze vorm van een functioneel beenlengteverschil te vinden. Er zijn ook nog andere oorzaken van een functioneel beenlengteverschil. Zo kan een x-been of een knikvoet (naarbinnen kantelend) aan één zijde de totale lengte van het been negatief beïnvloeden.
Een beenlengteverschil kan op veel niveaus in het lichaam tot klachten leiden. Correctie van standafwijkingen van de voeten is in principe makkelijker te realiseren dan van de hoger gelegen botten en gewrichten.
Lage rugpijn
Eenzijdige lage-rugpijn – vooral naast de wervelkolom in de lange rugspieren, dicht bij de aanhechting aan de bekkenkam (bovenrand bekken) – kan worden veroorzaakt door een beenlengteverschil. Doordat het bekken scheef staat, moet de rug in lichte mate zijdelings worden gebogen om niet constant uit het lood te staan en het evenwicht te verliezen. Sommige spieren moeten dan een grotere spanning hebben om de stand van de wervelkolom te corrigeren, terwijl rugspieren aan de verkorte zijde steeds wat gerekt worden. Dit betekent dat de rugspieren eerder overbelast raken. Acute spit en chronische spierklachten met pijn, stijfheid en een moe gevoel in de onderrug kunnen het gevolg zijn. Wanneer de rugklachten niet door andere oorzaken ontstaan, zoals een te holle rug, een hernia, wervelafwijkingen of andersoortige overbelasting, is correctie van het lengteverschil te overwegen. Een verhoging in de schoen wordt hiervoor soms gebruikt. Deze kan uiteraard niet te hoog zijn, omdat het hakgedeelte van de schoen dan de hiel onvoldoende ondersteunt en de voorvoet tegen de bovenzijde van de schoen aankomt. Bij een noodzakelijke correctie van meer dan een halve centimeter is het aan te raden de tussenzool van de loopschoen te verhogen, zodat de voet voldoende steun van de schoen blijft houden.
Verminderde mobiliteit van het SI-gewricht
Het onderste deel van de lendewervels en het heiligbeen (sacrum) staat in nauwe verbinding met het darmbeen (ilium) van het bekken. Er is nauwelijks beweeglijkheid tussen deze twee botdelen (het sacro-iliacale ofwel SI-gewricht), maar enig glijden en roteren is tot op zekere leeftijd mogelijk. Het kapsel rond deze gewrichten is tamelijk sterk, omdat een goede stabiliteit nodig is voor een goede functie van de lage rug en het bekken. Toch ontstaan met enige regelmaat klachten van dit gewricht. Vaak is er een acute aanleiding omdat men zich verstapt heeft, zoals bij het missen van een laatste trede of een opstapje. Er ontstaat dan een vage pijn rond het kuiltje in de onderrug naast de wervelkolom en bij de bekkenkam. Ondanks de zeurderige pijn is voor de meeste lopers training nog steeds mogelijk. Met oefeningen gericht op mobilisatie van de rug lukt het meestal niet om beweeglijkheid van het SI-gewricht te herstellen, zodat vaak mobilisatie van dit overgangsgebied tussen wervelkolom en bekken nodig is.
Ontstekingen aan de SI-gewrichten
Bij röntgenonderzoek tonen vooral de sacro-iliacale (SI-) gewrichten een ontstekingsreactie (sacro-iliitis). De stijfheid neemt meestal steeds forsere vormen aan, waardoor de beweeglijkheid van bekken en rug, en soms ook van de borstkas afneemt. Met ontstekingsremmende medicijnen wordt de ontstekingsreactie en de pijn bestreden. Regelmatige oefentherapie, voor het behoud van een goede houding en het bevorderen van de borstademhaling, is van groot belang om de verstijving tegen te gaan. Vooral zwemmen is in dit kader erg effectief. Er bestaan dus geen redenen om sport te verbieden, hoewel hardlopen in dit geval niet de meest effectieve vorm van beweging is.
Tintelingen
Ingeklemde of beschadigde zenuwbanen leiden tot zenuwbeschadigingsverschijnselen, zoals tintelingen, een doof gevoel of pijn. Het vermijden van overstrekbewegingen van de onderrug, buikspier- en bekkenkantelingsoefeningen zijn bij deze aandoening sterk aan te raden. Hardlopen is meestal nog goed mogelijk, hoewel de genoemde oefeningen daarbij extra moeten worden uitgevoerd. Sporadisch is operatieve behandeling noodzakelijk.
Osteoporose
Een oorzaak voor lage-rugklachten op oudere leeftijd vormt osteoporose. Deze aandoening wordt gekenmerkt door een afname van botmassa, zoals deze vooral karakteristiek is voor ouderen. Door deze afname, die met name in de heup en de wervels wordt gevonden, kunnen botbreuken en pijnklachten ontstaan. Vooral vrouwen na de overgang en jonge vrouwen, die bijvoorbeeld door een te laag vetpercentage niet menstrueren, lopen een vergroot risico op osteoporose en botbreuken. De ontkalking in het gebied van de wervels kan tot inzakking van de wervels leiden, waardoor pijn en zenuwinklemming de gevolgen zijn. Opmerkelijk is dat beweging juist een zeer gunstig effect heeft op de bescherming tegen osteoporose op langere termijn. De prikkels voor het bot, door de regelmatige belasting van de dragende botten, doet de botmassa toenemen. Het nuttigen van calciumhoudend voedsel, zoals melkprodukten, kan hieraan een wezenlijke bijdrage leveren. Hardlopen gedurende enkele decennia geeft bij mensen zonder menstruatiestoornissen een positief effect op het risico van osteoporose op oudere leeftijd.
Verméérderde bewegelijkheid van de wervelkolom
Een verméérderde beweeglijkheid van de wervelkolom is, meestal in combinatie met een algehele band- en gewrichtsslapte, sporadisch de oorzaak van lage-rugklachten. De algemene klachten moeten vooral behandeld worden door een versterking van de strekspieren van de rug en intensieve buikspieroefeningen. Soms is een brace of een corset nodig om de klachten te beperken.
Holle rug
Bij een zeer holle rug (lendelordose) kunnen onder in de rug ook pijnklachten en een zenuwinklemming ontstaan. De veronachtzaamde houding met een uitstekende bolle buik, extreem holle rug, daardoor uitstekende billen en een vergrote kromming van de borstwervels, zal bij lang staan ook vaak tot rugklachten leiden. Een houdingscorrectie zal samen met bekkenkantelings- en buikspierversterkende oefeningen een gunstig effect op de klachten hebben.